Van de redactie
Onvermijdelijk dringt het jaartal 1914 zich aan ons op. Met die grote oorlog die begon op paarden en eindigde met chemische wapenvoering. We hebben geaarzeld of wij als redactie veel nieuws te melden zouden hebben. In dit extra dikke zomernummer vindt u ons resultaat, met aandacht voor de oorlog maar vooral zijn ‘Umfeld’.
De Knijff opent zijn meditatie met het bijbelse woord Troost. De profeten verwachtten meer dan een woord van troost: de troost zelf. Gerard van Zanden las Karl Barths preken uit 1914, en wijst met zijn vinger precies op de plek waar Barth veranderde van een predikant “die wel eens wat meer Barth had mogen lezen” in een predikant bij wie de mens een hoogst problematisch wezen geworden is. Machteld de Mik gaat op speurtocht naar Fort Pannerden, waar haar overgrootvader als arts gemobiliseerd was. At Polhuis schuift Bart de Ligt naar voren als de onmisbare stem van het pacifistisch protest, ook in Nederland, nog steeds actueel.
Coen Constandse waagt zich aan een experiment: een fictieve Duitse Jood schrijft in voorjaar ‘14 een dagboekpagina – wat zou hij schrijven? Peter Verbaan onderzoekt de Eerste Wereldoorlog aan de hand van een nieuwe gestalte: in 1914 doet belhamel Pietje Bell zijn intrede in kinderboekenland, om daaruit niet meer te verdwijnen. Udo Doedens vraagt ondertussen met Aart van der Leeuw naar een kinderland dat niet wegdroomt van de gruwelen, maar eerder eraan volwassen wordt.
Twee artikelen dan nog over België. Axel Rooze verkent onze Zuiderburen aan de hand van een brief van zijn tante over de Belgen als permanent slachtoffer, en ondergetekende bezocht de oorlogsbegraafplaats Vladslo, met een indrukwekkend monument van de Duitse kunstenares Käthe Kollwitz. We hopen, mét een gedicht van Yeats, al met al iets te hebben bijgedragen aan een juist gedenken.
Evert Jan de Wijer gedenkt Thomas Mann en ziet zijn tijdperk verdwijnen. Over de oorlog gesproken: theologisch sneuvelde allereerst de locus der voorzienigheid. Karel Blei toont aan hoezeer Noordmans en Barth uiteengingen in hun poging deze nieuw te verstaan. Caspar Visser ’t Hooft pleit voor het geheim, Marijke van Selm vervolgt haar Koetsveld-serie, en Dick Boer reageert op Meijerings uitlatingen over de kernbewapening. En terwijl Willem Maarten Dekker wijst op de blijvende Bultmann, spreken Van Ligten en Polhuis zich onafhankelijk uit over geloof en weten-schap.
Wij hebben op onze laatste vergadering afscheid genomen van Lowik Schoch, die de redactie na vele trouwe jaren, deels als voorzitter, met leedwezen heeft verlaten. In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Maar missen zullen we hem wel! En waarschijnlijk ook nog regelmatig iets van hem lezen, zoals dit keer over Cobra en verwanten.
Op 22 mei jl. is in Berlijn Bé Ruys overleden. Een aan de Waagschaal verwante geest kunnen we haar niet noemen. Maar we gedenken deze rode predikante met respect en in verwondering, hoezeer de tijden veranderen.
Ook C. Balk is overleden. In ons volgende nummer, dat in de 2e helft van augustus verschijnt, over hem meer. Kijkt u ook even onderaan pag. 46.
In de Waagschaal – eens komt de grote zomer
Wessel ten Boom