Barth en de secularisatie
- Pagina's:
- Barth en de secularisatie
- secularisatie 2
- secularisatie 3
- secularisatie 4
- secularisatie 5
- secularisatie 6
In een brief van 13/2 jl. reageert de heer J. van der Vlist op een brutale opmerking van me over Barth (in nr 20 vorige jaargang), waarop ik tot mijn spijt nu pas kan antwoorden. De zin luidde: „Hoewel ik steeds weer probeer Barth te verlaten, omdat ik dat met het oog op de secularisatie noodzakelijk vind, hol ik weer terug naar Barth, zodra ik met feministische theologen in gesprek raak”. De heer Van der Vlist schrijft: „Ontmoetingen met feministische theologen doen Van Gennep terug-hollen naar Barth, maar waarom alleen déze ontmoetingen? Is het verheffen van de menselijke ervaring tot zelfstandige bron van godskennis of van religiositeit niet ingebakken in onze huidige kuituur en is de feministische theologie voor wat dat betreft niet één van de exponenten hiervan?”
Ik moet de heer Van der Vlist onmiddellijk gelijk geven, hoewel ik niet geloof, dat het voor alle feministische theologen geldt en ik ook niet geloof, dat er een strikte tegenstelling bestaat tussen openbaring en ervaring. In het algemeen ben ik met hem van mening, dat onze wereld overbelast is met religiositeit en behoefte aan religieuze geborgenheid: popmuziek, Bagwan, transcendentale meditatie, fundamentalisme en neo-orthodoxie tieren welig. Persoonlijk vind ik de secularisatie een minder groot probleem dan deze alom herlevende religiositeit. Juist daarom kunnen we Barth’s religiekritiek absoluut niet missen.
Bij mijn opmerking dacht ik echter aan iets anders, wat er natuurlijk wel verband mee houdt. Het is dit, dat je in een ernstig gesprek bijvoorbeeld met je kinderen of hun vriendinnen en vrienden met Barth’s uitgangspunt niets kunt beginnen. Als ik zou zeggen: „God is God”, dan zouden ze denken aan: „Befehl ist Befehl”. Het was en is nodig om dat tegen de kerk te zeggen, die God in bezit wil nemen. Barth’s theologie is gestart in confrontatie met een wereld, die ondanks de tekenen van een naderend onweer toch nog tamelijk homogeen christelijk was. In de 70 jaar, die ons van dat begin scheiden, is die situatie geheel omgedraaid. Als kritiek, als „Randbemerkung aller Theologie”, kunnen we niet om Barth heen, tegelijkertijd vind ik hem als uitlegger zwak. Barth zag niets in de sociale wetenschappen en met name de barthianen hebben een modern kerkelijk bargoens ontwikkeld, waarvan onze kinderen niets begrijpen. In apostolair opzicht zie ik Barth niet zitten en de oude strijdvraag tussen de zuiverheid van het christelijk geloof en de mogelijkheid tot de communicatie ervan komt voor mij in alle hevigheid opzetten. Natuurlijk is al onze communicatie verraad van de waarheid, maar een zuiverheid zonder communicatie is ook pure inteelt.
Mijn plaatsruimte is ver overschreden, maar ik kom nog op deze zaak terug. Er is behoefte aan een fikse ruzie over deze zaak, met name in In de waagschaal.
6 juni 1988