Portret van Karl Barth

Prediking

Barth heeft nooit vergeten, dat theologie dienst aan de kerk is, merg, voedsel en richtlijn van haar prediking; hij heeft dat ook zelf voortdurend bewezen door zijn grote activiteit als predikant. Sinds zijn tijd in Safenwil zijn regelmatig preken van hem verschenen… In 1918 publiceert hij samen met Eduard Thurneysen een bundel preken, die zeer typerend is voor de periode van intens zoeken waarin hij verschijnt: Suchet Gott, so werdet ihr leben. In 1924 publiceren de twee vrienden nog een gemeenschappelijke bundel: Komm, Schöpfer Geist. Op dezelfde manier publiceren zij in 1935 hun derde deel, Die grosse Barmherzigkeit, dat preken bevat, geschreven vanuit een grote rijpheid en innerlijke vrede, maar doortrokken van de spanning der historische situatie.

Ten slotte wordt in 1949 Fürchte dich nicht in München uitgegeven, dat preken van Barth uit Bonn in 1934 en uit Debrecen in Hongarije uit 1948 bevat. In deze compacte en sterk evangelische preken krijgen wij zicht op een tijdperk uit de kerkgeschiedenis, belicht vanuit het Woord Gods. Geen spoor van retoriek bij Barth, geen spoor van sensatiezucht: reeds vanaf het begin wordt de tekst uitgelegd èn opgelegd in zijn objectieve kracht en autoriteit; de rest is secundair.

Laten wij nog vermelden dat Barth, die geen predikantsplaats inneemt, dikwijls voorgaat in de dienst van de hoofdgevangenis van Bazel, en met grote eenvoud en bij een zeer groot gehoor het evangelie van de bevrijding der gevangenen verkondigt.

Hier, zo zegt hij, voel ik mij op mijn gemak: de situatie is er volkomen duidelijk. Achter alle maskers verschijnt het werkelijke gezicht van de mens, van elke mens, wie hij bok zijn mag: het gezicht van de gevangene aan wie de bevrijding verkondigd moet worden. Prediken betekent eenvoudig boodschapper zijn en deze blijde verkondiging overbrengen; het betekent stem verlenen aan het bevrijdende Woord, het Woord dat alleen God kan uitspreken, het Woord dat niets anders is dan God zelf, mens geworden in Jezus Christus. De persoonlijke ideeën en eigenaardigheden van de predikant zijn, hierbij vergeleken, zonder betekenis. Als God het menselijk woord niet gebruikt als drager van het Zijne, is alles leeg en onvruchtbaar. Prediking is dus altijd weer verwachting èn waagstuk van het wonder, waardoor God vandaag de dag tot de mens van deze tijd spreekt, zoals Hij tot de mens van alle tijden heeft gesproken, sinds de dag waarop Hij Abram opriep te vertrekken naar het beloofde land.

Wanneer op zondagmorgen de klokken luiden om gemeente en predikant op te roepen naar de kerk, dan bestaat blijkbaar de verwachting van een belangrijk, ja, beslissend gebeuren Hoe sterk deze verwachting in de mens leeft die er iets mee te maken heeft, ja, of er eigenlijk wel mensen zijn, die deze verwachting bewust koesteren, daarop komt het nu helemaal niet aan De verwachting bestáát, zij ligt in de hele situatie besloten.

Dat is de belofte der christelijke verkondiging: dat wij Gods Woord uitspreken Belofte is geen vervulling Belofte betekent, dat de vervulling ons beloofd is. Belofte heft de noodzaak om te geloven niet op, maar is er de basis van. De belofte is het deel van de mens, de vervulling is Gods deel Dat dat wat van God is, ook van de mens is, kan alleen maar geloofd worden. `Wij hebben een schat in aarden vaten’ betekent geen verwarring tussen Gods deel en ’s mensen deel, tussen de schat en de aarden vaten! Waarom komt deze verwarring bij niemand zo gemakkelijk voor als juist bij ons, theologen en onvoorzichtige filosofen, juist bij ons, die beter zouden moeten weten? Want dit is toch wel duidelijk: ook dat wij Gods woord spreken, die deze mogelijkheid schept. Gods Woord is dus, en wil en een mens, dat is niet mogelijk, dat komt niet voor, dat kan men niet bevatten, dat kan met verwerkelijkt worden. Toch, op wat God doet richt zich de verwachting zowel van de hemel als van de aarde. Iets anders is niet voldoende voor de wachtende mens, en iets anders kan Gods wil met zijn, dan dat Hij het zelf is, die deze mogelijkheid schept. Gods woord is dus, en wil en moet zijn en blijven: Gods Woord.

Zouden wij de wereld, de niet-christelijke wereldbeschouwingen, de godloze massa en hoe het allemaal heten mag, een aanklacht in het gezicht slingeren, die niet eerst met volle kracht ons zelf getroffen heeft, zó getroffen dat ons gewoonweg de adem afgesneden wordt als wij direct al willen spreken tot hen die hutten staan? Zouden wij van de zonde, de zonde van het `Gij zult Gode gelijk zijn’ spreken, zonder van te voren tot ons zelf gezegd te hebben: Gij zijt die mens, gij meer dan alle anderen? Hoe zouden wij ons zelf kunnen onttrekken aan het oordeel, het oordeel waarvan Gods Woord ons luist, samen met alle andere mensen, wil ontrukken, waarvan het ons wil bevrijden? Deze weigering zou immers betekenen, dat wij geen genoegen nemen met de belofte, dat wij niet geloven willen. Hoe kunnen wij dan zelf komen tot horen en spreken en onze gemeenten tot aanhoren, betijden, en metterdaad doen van het Woord Gods? Hoe zouden wij zo geloofwaardig kunnen zijn, en de vergeving der zonden, de opstanding des vlezes en een eeuwig leven m werkelijkheid en met alleen met woorden kunnen verkondigen? Geloofwaardig worden wij alleen maar als wij weten van onze ongeloofwaardigheid. Overtuigend spreken van God bestaat immers slechts daar, waar de christelijke verkondiging zelf staat midden in de nood, onder het kruis, in de vragen, waar God allereerst naar vraagt, voordat Hij antwoordt. Wil moeten ons niet willen onttrekken aan deze nood. 1

De prediking, door de liberale theologie en het piëtisme opgevat als de meest persoonlijke en individualistische handeling uit de protestantse eredienst, krijgt bij Barth een gezaghebbend, algemeen geldig houvast: de heilige Schrift; alleen de Schrift is haar fundament, norm en inhoud, ja, zelfs het raam waarin zij moet passen. In de preken van Barth vinden we geen enkele poging om `origineel’ te zijn, geen enkele neiging nieuwe ideeën of een nieuwe leer te verkondigen; we ontmoeten slechts eenvoud, strengheid en bijbelse diepgang. Barth leeft in de overtuiging dat daar waar de Schrift, geschreven door de getuigen die geleefd hebben in de verwachting van en de herinnering aan Jezus Christus, serieus wordt genomen, vandaag de levende stem van God zich doet horen, en het enige woord weerklinkt dat werkelijk aan de mens vrijheid en aan zijn leven een zin kan geven.

Vandaar dat men zich niet kan onttrekken aan een indruk van grote nuchterheid, van een afzien van alles wat niet tot de Schrift behoort; telkens weer wordt men verwezen naar de Schrift als de enige bron van ware verkondiging; zij alleen rechtvaardigt de onmogelijke onderneming die preken heet. In het bijzonder is het treffend te constateren dat nooit de actualiteit, het dagelijks gebeuren, uitgangspunt van zijn prediking zijn, en toch, in wat voor een tijd predikt Barth wel niet! Een preek is nooit de toespraak van een christelijke volkstribuun over de gebeurtenissen van het dagelijkse leven; de enige bekommernis van de predikant is die aangaande het Woord Gods, aangaande dat eeuwige en daarom altijd actuele Woord. En pas daarna, maar alleen dáárna, worden als consequentie en als uitkomst de gebeurtenissen van de dag in het licht gesteld, op hun plaats gezet en beoordeeld, in naam van en door het Woord. Als de actualiteit, zeer omzichtig, ter sprake wordt gebracht in de prediking, is het omdat het Woord zelf er aanleiding toe geeft en deze actualiteit impliceert. Hier is wederom de term `profetisch’ op zijn plaats: in het Oude Testament is de profeet niet zozeer de man die de toekomst voorspelt als wel degene die het Woord zeer concreet verkondigt in de tijd waarin hij leeft, met alle gevolgen die dat kan hebben voor de maatschappij en de politiek van zijn tijd. Geen piëtistisch dualisme, alsof alleen de ziel op het spel staat: het Woord is gericht tot de gehele mens, met al zijn achtergronden en zijn concrete, materiële, historische en collectieve bindingen. Het Woord van God is geen theoretische idee gebleven. Het is immers mens geworden en geïncarneerd in Jezus Christus.

Daarom gaat het erom de blijde boodschap van de bevrijding, de genade en de verzoening te verkondigen, die om niet in Christus gegeven zijn. Geen abstracte theorie, geen verhandeling over een moraal die niet te verwerkelijken is, geen verwijten, geen beschuldigingen, maar geen boodschap die verblijdt, sterkt, leed verzacht en troost. Nooit is het evangelie tegen de mens gericht, maar het is altijd voor hem en daarom is iedere echte prediking goed om naar te luisteren, verlichtend en heilzaam, de glimlach van God tot de mens, het `ja’ dat Hij richt tot de schepselen die Hij liefheeft, de belofte dat eens de overwinning op de dood, met Pasen door Christus bevochten, het enige heden zal zijn en de eeuwige vreugde van de gehele mensheid, die dan eindelijk verlost zal zijn van dood en zonde.

Nogmaals: ongetwijfeld is het geen toeval dat Barth met bijzondere voorliefde preekt tot de gedetineerden in de gevangenis van Bazel; zijn laatste twee preekbundels, Den Gevangenen Befreiung! en Rufe mich an, achtereenvolgens verschenen in 1959 en 1965, leggen daarvan op ontroerende wijze getuigenis af. Zijn wij niet allen gevangenen? Gaat de bevrijding ons niet allen aan, zoals wij zijn, of wij nu in de gevangenis verblijven of zogenaamde vrije mensen zijn? Allen die zich solidair weten met de gevangenen, omdat de Schrift hen daartoe oproept (Heb. 13:3) èn omdat zij hun eigen slavernij kennen waaruit alleen Gods genade hen kan redden, zullen deze preken met bijzondere aandacht lezen. Als Jezus zich zelf tijdens zijn prediking in Nazareth (Luc. 4), bij de uitleg van Jes. 61, aanduidt als de `Bevrijder der gevangenen’, kan dat heel goed betekenen dat de gevangenis bij uitstek de plaats is voor het christelijk getuigenis, de plaats waar de mens met zijn werkelijke situatie wordt geconfronteerd. Het is duidelijk dat juist daar het evangelie zo stringent mogelijk verkondigd moet worden als de boodschap van de volstrekte genade Gods die alle mensen zonder voorwaarden vooraf bevrijdt uit hun gevangenschap, waarin zij door hun vervreemding van Hem geraakt zijn; God leidt hen, door de dood en de opstanding van zijn Zoon, uit de dood tot het leven; Hij noemt hen zijn vrienden, en staat hen toe Hem te dienen. Geen moraal, geen beschuldiging, geen lange beschouwingen over het hoe en waarom van de veroordeling, maar de blijde boodschap van hun onvoorwaardelijke bevrijding, dat is de boodschap waarop de gevangenen wachten zonder het te weten, dat is de enige zekerheid die hen ook in hun cel vrij laat zijn en hen vrij laat blijven wanneer ze hun straf hebben uitgezeten. Wie het evangelie aan gevangenen hebben verkondigd, weten dat dit ongewone en als zodanig veelbetekenende gehoor voortdurend ertoe dwingt terug te keren tot het hart van het evangelie: Gods vrije liefde, zijn vergeving die alles nieuw maakt, zijn wet als teken van de door de overwinning der genade aan alle mensen aangeboden vrijheid. Nooit iets anders verkondigen dan de bevrijding der gevangenen, dat is de opdracht van een prediking die haar bestaansrecht uitsluitend vindt in het evangelie.

Theologie is alleen dan zinvol als zij de kerk en haar predikanten smaak bijbrengt voor de echte verkondiging alleen aan de inhoud van de prediking waartoe zij inspireert, kan men de waarde van een theologie afmeten. Evenzo kan en moet men met deze maatstaf het werk van Barth zelf beoordelen. De meest waardevolle vrucht van zijn arbeid – de enige die van werkelijk beslissende betekenis is – is zonder twijfel de vernieuwing in de prediking die zich heeft voltrokken in de gehele wereld, van de Bekennende Kirche in Duitsland tot in Japan, overal waar de dialectische theologie die grote nieuwe concentratie op het evangelie heeft bewerkstelligd die Karl Barths vreugde en hartstocht is.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31